- Accueil
- Volume 101 (1978)
- Volume complet
- Rubidium-strontium and potassium-argon radiometric datations on glauconites of the "Bande Noire" (base of the Asse Clay) from the Belgian Eocene
Visualisation(s): 301 (9 ULiège)
Téléchargement(s): 327 (4 ULiège)
Rubidium-strontium and potassium-argon radiometric datations on glauconites of the "Bande Noire" (base of the Asse Clay) from the Belgian Eocene
Résumé
La méthode Rb-Sr a été appliquée à une douzaine d'échantillons provenant de huit points de prélèvements en Belgique et dans le Nord de la France, représentant la "Bande Noire" (base de l'argile d'Asse, correspondant à NP 15). L'influence de la granulométrie, des propriétés minéralogiques et du traitement avant analyse a été prise en considération. Dans la plupart des cas, un bon accord est obtenu entre âges apparents Rb-Sr et K-Ar (en utilisant les constantes recommandées par l'IUGS en 1976), si les grains glauconieux sont soumis à un nettoyage supplémentaire aux ultrasons, avant analyse Rb-Sr. Il semblerait, au moins dans le cas présent, que la présence de matériaux hérités influence davantage les âges apparents Rb-Sr que les âges apparents K-Ar. L'âge obtenu, en ne prenant en considération que les résultats K-Ar ainsi que les résultats Rb-Sr sur glauconies "propres", est de 41.5 m.a., différent des 44 m.a. (avec les constantes utilisées dans ce travail) acceptés généralement pour la limite Eocène Moyen - Eocène Supérieur (BERGGREN 1972).
Abstract
A dozen glauconite samples from eight localities in Belgium and Northern France, representing the "Bande Noire" (base of the Asse Clay, corresponding to NP 15) have been analyzed with the Rb-Sr method and some of them with the K-Ar method. The possible influence of grain size, mineralogy and handling procedure before analysis has been investigated. In most cases and provided that the glauconite pellets are submitted to additional ultrasonic cleansing before analysis with the Rb-Sr method, good agreement is observed between the apparent ages obtained by the K-Ar and Rb-Sr methods, using the decay constants recommanded by the IUGS in 1976. Present investigation suggests that inherited material has a greater influence on the Rb-Sr apparent ages than those obtained by the K-Ar method. The figure thus obtained, considering the K-Ar data and the Rb-Sr data on "clean" glauconite only, is 41.5 m.y. This is at variance with the generally accepted absolute age for the Middle Eocene to Upper Eocene transition, i. e. 44 m.y., as based on the same decay constants as used in the present paper (BERGGREN 1972).
Samenvatting
Een twaalftal monsters, afkomstig van acht verschillende plaatsen in België en Noord Frankrijk, van de "Bande Noire" (basis van de Klei van Asse, die overeenkomt met NP 15) werden met de Rb-Sr methode onderzocht. Op sommige werd ook de K-Ar methode toegepast. De invloed van korrelgrootte, mineralogie en behandeling vóór analyse werd nagegaan. Op voorwaarde dat de glaukonietkorrels met ultrasone trillingen werden gereinigd alvorens met de Rb-Sr methode te worden onderzocht, is er over het algemeen een goede overeenstemming tussen K-Ar en Rb-Sr ouderdommen; mits gebruik te maken van de vervalkonstanten die door het IUGS in 1976 werden aangeraden. De Rb-Sr schijnbare ouderdommen blijken, althans in deze studie, meer dan die bekomen met de K-Ar-methode, te worden beïnvloed door de aanwezigheid, in het glaukoniet, van geërfd materiaal. De K-Ar resultaten en de Rb-Sr resultaten van "zuivere" glaukonieten geven een ouderdom van 41.5 m.j. Dit cijfer verschilt van de algemeen aangenomen absolute ouderdom van 44 m.j. (met de hier gebruikte vervalkonstanten) voor de grens Midden-Boven Eoceen (BERGGREN 1972).