- Accueil
- Volume 2 : 2001-2002 - Extrême droite et fédéralis...
- Vlaams Blok en de natiestaat. Het rechts-radicale Vlaams-nationalisme onder de loep
Visualisation(s): 7963 (12 ULiège)
Téléchargement(s): 0 (0 ULiège)
Vlaams Blok en de natiestaat. Het rechts-radicale Vlaams-nationalisme onder de loep
Table des matières
Inleiding
1De jaren negentig waren geen slechte tijden voor het Vlaams Blok. Verkiezing na verkiezing wist de partij haar stemmenaantal op te voeren en samen met die groei steeg ook het aantal extreem-rechtse zitjes in de raden en parlementen. Kon het Vlaams Blok in 1978 nog weggelachen worden als marginale eenmanspartij, dan lukt dit inmiddels al lang niet meer. Sinds 1991 is de partij in elk parlement en in vele raden een vaste waarde.
2Bijzonder sterk is het Vlaams Blok vertegenwoordigd in het Vlaams parlement. Al van bij de eerste rechtstreekse verkiezing van dat parlement wist de partij zich te manifesteren. Nergens werden in 1995 zoveel Vlaams Blok-mandatarissen verkozen dan op het Vlaamse niveau. In de Senaat verwierf de partij 5 zetels op een totaal van 71 (7% van de zetels), in de Kamer 11 op 150 (7,3% van de zetels), in het Europees parlement 2 op 25 (8% van de zetels) en in het Vlaams parlement maar liefst 17 op 124 (13,7% van de zetels). Ook na de verkiezingen van 1999 bleef de partij zeer sterk vertegenwoordigd op het Vlaamse niveau. Het Vlaams Blok veroverde er bij de jongste verkiezingen niet minder dan 17,7% van de zetels.
3De electorale successen van het Vlaams Blok hebben de jongste jaren heel wat journalisten en wetenschappers in hun pen doen kruipen. De boude uitspraken van Vlaams Blok-kopstukken aan het adres van de vreemdelingen en de politieke aantrekkingskracht van het extreem-rechtse discours hebben menig politiek waarnemer aan het denken gezet. Hoe was het mogelijk dat zo’n radicale partij uitgroeide tot een politieke concurrent van de gevestigde partijen? En wat betekent de aanwezigheid van het Vlaams Blok voor het functioneren van het politiek bestel? Deze vragen hebben vele analisten bezig gehouden.
4Dat het aantal artikels over het Vlaams Blok stilaan ontelbaar wordt, betekent niet dat we alles weten over de partij. De meeste analyses kenmerken zich door een gebrek aan systematiek en bovendien blijven een aantal eigenschappen van de partij onderbelicht. Hoewel zowat iedereen verwijst naar de etnonationalistische ideologie van de partij, werd er tot nog toe relatief weinig aandacht geschonken aan de exacte inhoud van dat etnonationalisme. Nochtans is dit aspect onlosmakelijk verbonden met het wezen van de partij1. Niet alleen ontstond het Vlaams Blok in 1979 als een afsplitsing van de Volksunie, het nationalistische gedachtegoed heeft ook de uitwerking van het vreemdelingenstandpunt bepaald.
5In dit artikel wordt de nationalistische ideologie van het Vlaams Blok op een wetenschappelijke manier tegen het licht gehouden. We trachten door te dringen tot het gedachtegoed van de partijkopstukken. Voor de beschrijving van het rechts-radicale Vlaams-nationalisme baseren we ons op volgende basisteksten van het Vlaams Blok: de Grondbeginselen (versie 20002), de congrestekst staatshervorming (2001), de congrestekst staatsgedachte (2001), de congrestekst Europa (2001), de Proeve van Grondwet van de Republiek Vlaanderen (2001), de Nationalistische Proeve van Vlaamse Grondwet (1990), het verkiezingsprogramma «Baas in eigen land» (1999), het 70-punten plan (1992), het nieuw vreemdelingenstandpunt (2001) en het Vlaams Blok-magazine (jaargangen 2000-2002). Verder vullen we onze analyse aan met gegevens van Marc Spruyt (1995 en 2000).
Het Vlaamse volk
6De nationalistische ideologie van het Vlaams Blok is opgebouwd rond het kernbegrip «volk». «Het nationalisme steunt op de volksgemeenschap als natuurlijk gegroeid gegeven en behartigt de stoffelijke, zedelijke, culturele en geestelijke belangen van deze gemeenschap», schrijft de partij in haar Grondbeginselen (versie 2000: 5). Om de ideologie van het Vlaams Blok te doorgronden is het dus cruciaal te weten wat de partij onder «volk» verstaat. Meer concreet moeten we achterhalen wat het Vlaamse volk differentieert van andere volkeren.
7Vlamingen onderscheiden zich volgens het Vlaams Blok van andere volkeren door hun taal, cultuur, territorium en afkomst (Spruyt, 1995: 87-94). De taal van de Vlamingen is in principe het Nederlands, maar Nederlands spreken is noch een voldoende noch een strikt noodzakelijke voorwaarde om tot het Vlaamse volk te behoren. Een vreemdeling wordt immers geen Vlaming wanneer hij Nederlands spreekt. Fransvlamingen daarentegen zijn wel volksgenoten. Vlamingen vormen een gemeenschap omdat ze ingebed zijn in een gedeelde cultuur. Gemeenschappelijke waarden, normen en gebruiken verbinden de individuele Vlamingen en geven hen een thuis.
8Om volledig tot ontwikkeling te komen hebben taal en cultuur een eigen bodem nodig, zo meent de partij. De Vlamingen hebben volgens het Vlaams Blok recht op een territorium dat groter is dan het huidige Vlaanderen. «Het Vlaams Blok eist dat alles, wat bij het ontstaan of in de loop van de geschiedenis van de Belgische staat Vlaams, Nederlands was, ook terug bij Vlaanderen en de Vlaamse gemeenschap komt» (Grondbeginselen, versie 2000: 6). Brussel en de randgemeenten worden als vanzelfsprekend tot Vlaanderen gerekend.
9De Vlaming is echter niet de inwoner van Vlaanderen. De Vlaming is iemand met een specifieke etnische identiteit. Die identiteit is een combinatie van raciale en culturele elementen (Spruyt, 1995: 89). Kreeg de rassenterminologie in de jaren tachtig nog ruime aandacht, dan lijkt het Vlaams Blok sinds de jaren negentig vooral de nadruk te leggen op culturele kenmerken. «Het gaat ons om culturele eigenheid en niet om het zogenaamd «raszuiver houden» van Vlaanderen», probeert de partij zich in haar programma van 1999 te verschonen (verkiezingsprogramma, 1999: 25).
10Het culturele discours ontleent het Vlaams Blok aan de ideologische stroming Nouvelle Droite. Deze denkrichting ontstond tussen 1965 en 1968 in Frankrijk en had Alain de Benoist als belangrijkste ideoloog in haar rangen (Spruyt, 1995: 162). Het Vlaams Blok verwerkt de concepten van Benoist en konsoorten op een subtiele manier in haar eigen ideologie. Zo is het culturele discours van de partij in sterke mate gebaseerd op de Nieuw Rechtse retoriek over de
«culturele verworteling» (Spruyt, 1995: 113-114).
11De Vlaamse cultuur is niet alleen verschillend van andere culturen, hij is in de ogen van het Vlaams Blok ook superieur. Voor de rechts-radicale Vlaams-nationalisten betekent multiculturaliteit dan ook een «verarming, verschraling en verdorring» (Karel Dillen, geciteerd in: verkiezingsprogramma, 1999: 25). Vooral de islam en haar culturele aspecten zijn voor het Vlaams Blok een doorn in het oog. De partij is het volmondig eens met mensen als Haci Karacaer, Silvio Berlusconi en Pim Fortuyn, die verkondigden dat de westerse beschaving superieur is aan de islamitische cultuur (Vlaams Blok-magazine, maart 2002: 2).
12Met de culturele gewoonten en gebruiken van andere Europeanen heeft de partij minder problemen: «Natuurlijk hebben Polen en Grieken een andere cultuur dan Vlamingen of Italianen. Maar die culturen zijn onderling verwant. Zij hebben een gemeenschappelijke achtergrond: een mengeling van voor-christelijke, Germaanse, christelijke, klassieke Grieks-Romeinse en humanistische beschavingselementen» (verkiezingsprogramma, 1999: 25). Polen, Grieken, Italianen en Vlamingen kunnen volgens het Vlaams Blok relatief goed met elkaar opschieten omdat ze behoren tot één Europese cultuurgemeenschap.
13Wie de basisteksten van het Vlaams Blok zorgvuldig uitvlooit, ontdekt dat de partij impliciet een etnische hiërarchie hanteert waarin de Vlaming bovenaan staat. De Vlaming wordt op de voet gevolgd door Nederlanders en blanke Afrikaners (Zuid-Afrika), volksgenoten die dezelfde taal en (volgens het Vlaams Blok) ook dezelfde cultuur delen. Dan volgen, op kleine afstand, de verfranste Vlamingen in Brussel, Wallonië en Frans-Vlaanderen (een noordelijke streek van Frankrijk). Zij leven in de bezette gebieden, die Vlaanderen toebehoren. Op iets grotere afstand situeren zich de Europese vreemdelingen. Zij hebben dezelfde raciale afkomst (blank), en zijn, ondanks hun culturele diversiteit, schatplichtig aan een gemeenschappelijke Europese cultuur en beschaving. Mensen uit de buurlanden staan een beetje hoger in de hiërarchie dan andere Europeanen. Onderaan bevinden zich de niet-Europese vreemdelingen, die noch hun taal, noch hun territorium, noch hun etnische afkomst delen met de Vlaamse mens (Swyngedouw & Ivaldi, 2001: p. 5).
Volk wordt staat
14Voor de rechts-radicale Vlaams-nationalisten is een staat slechts legitiem «wanneer zijn grenzen samenvallen met die van een volksgemeenschap» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). Aangezien er volgens de Vlaams Blok-ideologen geen Belgisch volk bestaat, maar wel Vlamingen en Walen, moet er gestreden worden voor een onafhankelijk Vlaanderen. De partij wil niet weten van een nieuwe staatshervorming, maar bepleit «een Vlaamse staatsvorming»: de natie – «het van zijn eigen specificiteit bewust geworden volk» – moet tot een staatkundige gemeenschap verheven worden (Congrestekst staatsgedachte, 2001).
15Het recht op een eigen staat vloeit volgens het Vlaams Blok voort uit de menselijke verscheidenheid. De partij is van mening dat mensen in een politiek verband willen samenleven met mensen die in de meeste opzichten op hen gelijken. «Ze willen samenleven in afzonderlijke politieke entiteiten die het hun mogelijk maken om hun eigen ideeën, waarden en overtuigingen uit te drukken» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). Wordt dit menselijk verlangen genegeerd, dan dreigen er volgens het Vlaams Blok grootschalige waardeconflicten.
16De Vlaamse staat wordt door de rechts-radicale Vlaams-nationalisten niet als een doel op zich beschouwd, maar als «een instrument dat ten dienste moet staan van de concrete levende Vlaamse volksgemeenschap en van het Vlaamse algemene belang» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). Dit belang verschilt volgens de partij fundamenteel van de Waalse collectieve behoeften. Belgische oplossingen zullen dan ook altijd voor minstens een van de twee volkeren onbevredigend zijn.
17Het Vlaams Blok vindt dat binnen de Belgische staat het Vlaamse belang sterker wordt miskent dan het Waalse. De Belgische staat dient volgens de partij voornamelijk de belangen «van de monarchie, van de Franstaligen die hun aanspraken op Vlaams grondgebied niet willen laten varen en van de Walen die verslaafd zijn aan de honderden miljarden Vlaams geld die jaarlijks in hun bodemloze Waalse put vloeien» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). Aangezien de federalistische hervormingen de macht van de Waalse minderheid alleen maar bestendigen, kan enkel onafhankelijkheid een uitweg bieden, zo oordeelt de partij (Congrestekst staatshervorming, 2001).
18De onafhankelijke Vlaamse staat van het Vlaams Blok bestaat uit drie basiselementen: een staatkundige gemeenschap, een staatsmacht en een staatsgebied (Congrestekst staatsgedachte, 2001). De staatkundige gemeenschap is een rechtsgemeenschap. De leden ervan dienen zich te houden aan dezelfde voorschriften. Voor het Vlaams Blok moet de staatkundige gemeenschap samenvallen met het Vlaamse volk. De staatsmacht is dat deel van de staat dat handelt in naam van het geheel. Aan de basis van de Vlaamse staat liggen machtsverhoudingen tussen mensen die leven in een ruimtelijk afgebakend machtsdomein.
19De grenzen van het staatsgebied geven aan tot waar de soevereiniteit van de staat reikt. Het Vlaams Blok is van oordeel dat de onafhankelijke Vlaamse staat volgende staatsgrenzen moet hebben: de grens met Frankrijk wordt aanvaard, maar de Vlaamse staat moet het nodige doen opdat ook de «Vlamingen» in Frans-Vlaanderen «kunnen leven volgens hun eigen aard» (Grondbeginselen, versie 2000: 7). Ook de grens met Nederland wordt niet onmiddellijk in vraag gesteld, al moet er in de toekomst nagedacht worden over een federale staat bestaande uit Vlaanderen en Nederland. «Twintig miljoen Noordnederlanders en Vlamingen moeten in het komende Europa hun eenheid als taal, cultuur en volk opnieuw beleven om hun eigen zelfstandige plaats in Europa in te nemen en zo hun eigenheid te handhaven» (Grondbeginselen, versie 2000: 7). Het Vlaams Blok eist verder de teruggave van «de door Wallonië bezette gebieden» en beschouwt Brussel als een Vlaamse stad (Grondbeginselen, versie 2000: 6).
20Aangezien de staat het algemeen belang tot doel heeft en dit belang verschilt naar plaats en tijd, is het volgens het Vlaams Blok onmogelijk om vaste taken voor de staat te bepalen. Aan de afbakening van de taken van de Vlaamse staat dient steeds een bezinning vooraf te gaan over de mogelijkheden en behoeften van de Vlamingen (Congrestekst staatsgedachte, 2001). Dat de staat instaat voor de collectieve behoeften, impliceert in ieder geval dat hij zijn actieradius dient te beperken tot die aangelegenheden die de individuen en de groeperingen niet zelf met succes kunnen verwezenlijken. De staat heeft in de ogen van het Vlaams Blok een belangrijke, maar aanvullende rol te vervullen.
De globalisering
21Het Vlaams Blok bestrijdt de bewering dat de globalisering de staatsgedachte heeft uitgehold. De gemeenschap van staten heeft de laatste drie, vier eeuwen met succes gereageerd op tal van uitdagingen en de partij is ervan overtuigd dat ze dat ook deze keer zal doen. Het Vlaams Blok beschouwt de huidige globalisering niet als een nieuw, noch als een onomkeerbaar proces (Congrestekst staatsgedachte, 2001). De staten hebben zelf de sleutel in handen om de globalisering te sturen, meent de partij. Er is alleen politieke wil voor nodig.
22Het Vlaams Blok gaat uit van het primaat van de politiek: politiek en recht bepalen de economische verhoudingen en niet omgekeerd. De globalisering van de economie wordt gezien als «een bewuste keuze van soevereine staten» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). De globalisering kan bijgevolg geen afbreuk doen aan de staatssoevereiniteit. «De keuze voor de globalisering is immers een uitoefening van de soevereiniteit» (Congrestekst staatsgedachte, 2001).
23De rechts-radicale nationalisten erkennen dat de globalisering staten kan verzwakken, maar niet dat ze staten overbodig maakt. «Zij doet immers geen globale politieke instelling ontstaan die een alternatief zou kunnen vormen voor de bestaande internationale statengemeenschap» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). Het Vlaams Blok is van mening dat de grote multinationale ondernemingen niet volledig op zichzelf kunnen handelen, omdat ze daartoe de essentiële middelen (soevereiniteit en territorialiteit) ontberen. Bovendien hebben die ondernemingen baat bij condities (zoals internationale vrede, orde en stabiliteit) die alleen door de staten kunnen gecreëerd worden (Congrestekst staatsgedachte, 2001).
24Volgens het Vlaams Blok bestaat er geen globale economie, maar wel een inter-nationale (tussen-statelijke) economie. Daarin zijn de nationale economieën de belangrijkste entiteiten. Staten zijn «lotsgemeenschappen waarvan de leden een gemeenschappelijk belang hebben bij het slagen of mislukken van hun nationale economie (Congrestekst staatsgedachte, 2001).» De regeringen van de staten hebben op economisch vlak dan ook een belangrijke rol te spelen. Zo moeten ze onder meer «voorzien in een herverdeling van het nationaal inkomen en in uitgavenpatronen die aanvaardbaar zijn voor de belangrijkste economische actoren en voor de georganiseerde sociaal-economische belangengroepen» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). Verder moeten ze er voor zorgen «dat de belangrijkste componenten van het economisch systeem, de industrie en de werknemersorganisaties, de kapitaalverstrekkers en de ondernemingen, met elkaar in dialoog blijven» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). De staten staan m.a.w in voor de institutionalisering en de sociale inbedding van de markt3.
Vormgeving van de Vlaamse staat
25Op 15 december 2001 stelde het Vlaams Blok op een onafhankelijkheidscongres haar «Proeve van Grondwet van de Republiek Vlaanderen (PGRV)» voor. Dit document is een herwerkte versie van de in 1990 uitgebrachte «Nationalistische Proeve van Vlaamse Grondwet (NPVG).» In deze teksten schetst de partij hoe de onafhankelijke Vlaamse staat er moet uitzien.
26Vlaanderen is een democratische republiek waarin de hoogste macht uitgaat van het volk, stelt artikel 1 van die voorlopige grondwet (NPVG, 1990: 23). Een beetje verder lezen we dat het volk deze macht uitoefent door volksvertegenwoordigers te verkiezen en door deel te nemen aan referenda (artikel 41 NPVG, 1990: 29). Het Vlaams Blok vindt dat «de Vlaamse politici over bepaalde zeer belangrijke onderwerpen geen beslissingen mogen nemen zonder dat de bevolking daarover haar mening heeft kunnen geven» (PGRV, 2001: 11-12).
27De wetgevende macht berust bij het Vlaams Parlement. Dat parlement zal bestaan uit één kamer. Deelname aan de parlementsverkiezingen zal voor de kiezers niet meer verplicht zijn (PGRV, 2001: 14). De president is het staatshoofd van Vlaanderen, maar hij heeft een eerder ceremoniële functie. De president wordt rechtstreeks verkozen door het volk voor een periode van vijf jaar (PGRV, 2001: 15). De uitvoerende macht berust bij de regering, die minimaal vier en maximaal negen leden telt (artikel 64 NPVG, 1990: 35).
28Het Vlaams Blok vindt dat alleen een aantal klassieke vrijheidsrechten afdwingbaar moeten zijn van de staat (PGRV, 2001: 9-10). Sociaal-economische rechten en solidariteitsrechten zullen dus niet op gelijke voet staan met de mensenrechten van de eerste generatie. Wel wordt de overheid in diverse domeinen van het maatschappelijk leven «een politieke middelenverbintenis opgelegd teneinde zowel de welvaart als het welzijn van de Vlamingen te bevorderen» (PGRV, 2001: 10).
29De hoofdstad van de republiek wordt Brussel en de officiële taal in Vlaanderen zal het Nederlands zijn (artikels 8 en 9 NPVG, 1990: 24). De 19 Brusselse gemeenten zullen echter een tweetalig gebied vormen waarbinnen het gebruik van het Frans wordt beschermd (PGRV, 2001: 18). Er zal in Brussel een Raad van de Brusselse Franstaligen/Conseil des Francophones de Bruxelles worden opgericht, die bevoegd is voor Franstalige culturele aangelegenheden en voor de organisatie van Franstalig onderwijs in Brussel (artikel 84 NPVG, 1990: 40).
30Wie deze artikelen leest, zou niet meteen vermoeden dat het gaat om een grondwet van een rechts-radicale partij. Het Vlaams Blok heeft haar beste beentje voorgezet om de tekst zo aanvaardbaar mogelijk te maken, maar er schuilen enkele adders onder het gras. Zo kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat de tekst die het Vlaams Blok heden ten dage verspreidt als eerste proeve van grondwet, niet de oorspronkelijke versie uit 1990 is. Als we de tekst vergelijken met het document dat Marc Spruyt onder ogen kreeg, dan moeten we concluderen dat het om een herwerkte versie gaat (Spruyt, 1995: 153-156). Op zich heeft dit geen gevolgen voor onze analyse, omdat we de ideologie van de huidige partijleiding trachten te schetsen. Het is wel een aanduiding dat de Vlaams Blok-teksten met de nodige reserve en de nodige historische kritiek behandeld moeten worden.
31Wanneer we de ontwerpgrondwetten naast de grondbeginselen leggen, blijkt overduidelijk dat het Vlaams Blok niet altijd zegt wat ze bedoelt. In combinatie met andere partijdocumenten krijgen sommige grondwetsartikels een minder fraaie betekenis. Zo valt het te betwijfelen of het onafhankelijk Vlaanderen van het Vlaams Blok wel zo democratisch zal zijn als de partij in haar proeve van grondwet wil doen geloven. De grondbeginselen van het Vlaams Blok beperken verdraagzaamheid immers tot «de eerbied voor alle andere levenstheorieën in zover deze de ontplooiing van een constructieve volksverbondenheid niet dwarsbomen» (Grondbeginselen, versie 2000: 9-10). Partijen of groeperingen die deze ontplooiing in de weg staan, dreigen dus zonder pardon monddood gemaakt te worden.
32De democratie van het Vlaams Blok heeft nog meer merkwaardige kenmerken. Zo wil de partij de stemplicht afschaffen en stemrecht toekennen aan minderjarigen. Aangezien sommige burgers de stemplicht als een last ervaren, moeten deze mensen de kans krijgen om bij verkiezingen thuis te blijven, zo stelt het Vlaams Blok op haar democratiecongres in 1996 (congrestekst; Spruyt, 2000: 86). Net zoals enkele andere Vlaamse partijen acht ze het dus niet nodig dat de stem van alle burgers wordt gehoord. Opmerkelijker nog is het voorstel om stemrecht toe te kennen aan minderjarigen. Deze hervorming impliceert in de praktijk de herinvoering van een vorm van meervoudig stemrecht. Het Vlaams Blok wil immers dat de stem van de minderjarigen uitgebracht wordt door de ouders. De maatregel heeft als doel grote gezinnen een luidere stem in het politieke kapittel te geven. «Momenteel worden de samenstellingen van de rechtstreeks verkozen organen immers vertekend ten nadele van de gezinnen», zo vindt de partij. (congrestekst; Spruyt, 2000: 87).
33Niet alleen wat de vormgeving van de «democratie» betreft, maar ook met betrekking tot de invulling van de rechten en vrijheden wordt er in de ontwerpgrondwet niet alles verteld. Zo wordt de vrijheid van godsdienst gewaarborgd, maar als we het «Nieuw vreemdelingenstandpunt» er op naslaan, dan stellen we vast dat de rechts-radicale nationalisten de islam bepaalde rechten wil ontzeggen.
«Wegens het fundamenteel on-Europees karakter van de islam, bepleit het Vlaams Blok de intrekking van de erkenning van de islamitische eredienst» (Nieuw vreemdelingenstandpunt, 2001: 5). Bovendien wil de partij dat er een moskeestop komt in stedelijke kernen en dat het non-discriminatiepact in het onderwijs wordt afgeschaft (Nieuw vreemdelingenstandpunt, 2001: 5,15).
34Verder lezen we in deze tekst dat het Vlaams Blok vasthoudt aan haar principe om «op beleidsterreinen waar dat nuttig en nodig is, een
«eigen volk eerst»-politiek te voeren waarbij de nationaliteit het criterium is» (Nieuw vreemdelingenstandpunt, 2001: 3). Anno 2001 krijgt dit programmapunt wel een staartje: «vanzelfsprekend in overeenstemming met de internationale verdragen.» Het Vlaams Blok is duidelijk op haar hoede. Terwijl de partij in het 70-puntenprogramma nog verscheidene concrete beleidsmaatregelen uitwerkte, en daardoor talloze flagrante schendingen van het EVRM beging, blijft de nieuwe tekst veel vager. De kern van de boodschap blijft echter dezelfde: «het Vlaams Blok is van mening dat, voor wat werkgelegenheid en sociale voorzieningen betreft, de overheid de taak heeft om de belangen van de eigen onderdanen prioritair te verdedigen» (Nieuw vreemdelingenstandpunt, 2001: 11).
De nationaliteit
35In de Vlaamse staat zal het ius sanguinis als basisbeginsel gelden voor het nationaliteitsrecht: alleen de kinderen waarvan minstens één van de ouders een Vlaamse staatsburger is, krijgen de nationaliteit door geboorte (PGRV, 2001: 8-9; artikel 11 NPVG, 1990: 24). De nationaliteit wordt niet automatisch verkregen door geboorte op Vlaams grondgebied, noch via huwelijk. Meerderjarigen die geen Vlaming zijn op grond van afstamming kunnen, indien zij aan strenge criteria voldoen, het staatsburgerschap verwerven via naturalisatie.
36Mensen die niet voldoen aan hun plichten kunnen de nationaliteit definitief verliezen. Volgende overtredingen worden door Dewinter als verraad beschouwd: «Het zich schuldig maken aan criminele of herhaaldelijke correctionele feiten; het ondermijnen in woord en geschrift of anderszins van de westerse cultuur, politieke, godsdienstige en filosofische tradities en geplogenheden; het lid zijn van groeperingen, verenigingen, feitelijke verenigingen of politieke of godsdienstige bewegingen welke bovenstaande ondermijningen tot doel hebben; en algemeen elke ernstige aantasting van de openbare orde en de goede zeden» (Dewinter, geciteerd in: Spruyt, 1995: 100).
37In het 70-puntenprogramma stelde het Vlaams Blok vijf naturalisatievoorwaarden voorop: minstens 25 jaar oud zijn, sedert ten minste 10 jaar zijn hoofdverblijfplaats in het land hebben, de gemeenschapstaal beheersen, van goed gedrag en zeden zijn (d.i. geen enkele veroordeling hebben opgelopen) en bijzondere verdiensten of bekwaamheden kunnen voorleggen die het land ten gunste komen (artikel 25, 1992: 8). In haar «Nieuw vreemdelingenstandpunt» legt de partij de klemtoon op een burgerschapsproef: «hierbij moet in de eerste plaats aandacht worden besteed aan de mate waarin de betrokkene onze taal beheerst. […] Ook de kennis van onze cultuur, onze geschiedenis, onze gewoonten en gebruiken moet kunnen aangetoond worden via de burgerschapsproef» (paragraaf 10, 2001: 21).
38Mensen die de voorbije jaren Belg zijn geworden, zullen niet automatisch de Vlaamse nationaliteit krijgen. «Alle sinds 1974 opgestelde naturalisatiedossiers zullen moeten herzien worden», klonk het in het 70-punten plan (artikel 28, 1992: 9). Dat voornemen heeft men ondertussen bijgesteld. In een lade op het partijhoofdkwartier ligt nu het plan «om minderjarige vreemdelingen van de derde generatie aan wie na 1991 het staatsburgerschap automatisch werd toegekend, te onderwerpen aan een burgerschapsproef» (Nieuw vreemdelingenstandpunt, 2001: 21). En de partij heeft nog meer in petto: «de meerderjarigen die op die manier Belg werden, krijgen drie jaar de tijd om te slagen voor de burgerschapsproef, net als de meerderjarigen die zich na 1993 lieten naturaliseren en hun eveneens meerderjarige kinderen» (Nieuw vreemdelingenstandpunt, 2001: 21).
39Nu het 70-punten plan is vervangen door nieuwe voorstellen, duikt de vraag op hoe we deze operatie moeten interpreteren? Op het eerste gezicht lijkt het Vlaams Blok haar houding over de nationaliteitsverwerving te hebben bijgesteld. Een aandachtige lezing van beide teksten maakt echter duidelijk dat de basisideeën in het «Nieuw vreemdelingenstandpunt» zonder meer overeind blijven. Het primaat van de volksgemeenschap inzake de nationaliteitsverwerving past in een gesloten samenlevingsmodel. De integratie van niet-Europese vreemdelingen in de samenleving wordt als onmogelijk gezien. Het Vlaams Blok blijft dan ook bij haar eis dat grote groepen vreemdelingen naar hun «land van herkomst» moeten worden teruggestuurd (Grondbeginselen, versie 2000: 15; Nieuw vreemdelingenstandpunt, 2001: 22-23).
Europa
40Het Vlaams Blok is principieel voorstander van samenwerking tussen de Europese volkeren, maar neemt toch een kritische houding aan. Als onderdeel van Europa moet Vlaanderen immers zichzelf kunnen blijven. Voor de partij is het zelfbeschikkingsrecht van elk volk een basisrecht waaraan niet mag worden geraakt. Het Vlaams Blok bepleit daarom een confederaal Europa, dat de zelfbeschikking van alle volkeren respecteert. De verschillende volkeren moeten zelf kunnen beslissen of ze al dan niet tot de Europese Unie toetreden en ze moeten desgewenst uit de unie kunnen stappen (Congrestekst Europa, 2001).
41Het Vlaams Blok wil niet weten van een Europees burgerschap. Zo’n burgerschap wordt beschouwd als een kenmerk van het Europese federalisme en dat staat haaks op het confederalisme dat de partij voorstaat. Het Vlaams Blok kant zich tegen het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, omdat het volgens haar past in een streven naar een kunstmatig Europees burgerschap. De partij vreest dat dit Handvest zal uitgroeien tot een Europese grondwet, die de EU in de richting van een federatie duwt (Congrestekst Europa, 2001).
42De rechts-radicale Vlaams-nationalisten verdedigen het principe van de subsidiariteit. «De Europese volkeren blijven best bevoegd voor de materies die in de eerste plaats henzelf aanbelangen en die perfect op statelijk niveau geregeld kunnen worden», zo stelt het Vlaams Blok (Congrestekst Europa, 2001). Bevoegdheden zoals cultuur, onderwijs en de sociale zekerheid moeten absoluut in handen blijven van de natiestaten. Deze materies zijn immers intrinsiek verbonden met de nationale identiteit. Het gemeenschappelijk buitenlands beleid, het veiligheidsbeleid en het immigratie- en asielbeleid zijn aangelegenheden die van de partij op Europees niveau geregeld mogen worden. Aangezien ze een grote impact hebben op het nationaal belang, is echter vereist dat beslissingen hieromtrent unaniem worden genomen. Over materies zoals de interne markt, milieunormen en de bescherming van de consument mag op Europees niveau beslist worden bij gekwalificeerde meerderheid (Congrestekst Europa, 2001).
43In principe zouden alle attributen en bevoegdheden van de natiestaat naar het Europese niveau overgeheveld kunnen worden, maar dat is volgens het Vlaams Blok niet aangewezen. De partij is er van overtuigd dat er nooit zoiets als een «Europese demos», een Europees volk zal bestaan. Europa is voor het Vlaams Blok een lappendeken van volkeren, met ieder hun eigen identiteit en eigen belangen. Aangezien een minimale consensus over fundamentele principes op vele vlakken niet aanwezig is, heeft het volgens de partij geen zin te streven naar een Europese superstaat (Congrestekst Europa, 2001).
44Een verregaande bevoegdheidsoverdracht zou in de ogen van het Vlaams Blok niet alleen de vele nationale belangen miskennen, maar zou ook resulteren in een enorm democratisch deficit. Volgens het Vlaams Blok bestaat het gevaar «dat de verantwoordelijkheid van de «soeverein» voor bescherming en welstand van de hem toevertrouwde mensen afneemt en anoniem wordt, waardoor het individu zich in de steek gelaten voelt» (Congrestekst staatsgedachte, 2001). De partij voorspelt dat de verwaarloosde burgers zich in zo’n situatie zullen afzetten tegen de rechtsorde en tegen de politieke leiders.
45Het Vlaams Blok vindt dat de uitbreiding van de Europese Unie beperkt moet worden tot de volkeren die tot de Europese cultuurgemeenschap behoren. «Om tot een zinvolle samenwerking te komen, moeten alle partners een aantal fundamentele waarden delen», zo stelt de partij (Congrestekst Europa, 2001). Een mogelijke toetreding van bijvoorbeeld Turkije wordt resoluut van de hand gewezen. Het lidmaatschap van staten uit een ander cultureel-politiek klimaat zou volgens het Vlaams Blok de besluitvorming alleen maar belasten.
46De Oost-Europese landen moeten wel de hand gereikt worden, want anders dreigt het gevaar dat Rusland hen terug in haar invloedssfeer brengt. Er is voor het Vlaams Blok echter geen reden om overhaast te werk te gaan. «Zolang men niet aan de criteria voldoet, moet men in de wachtkamer blijven of kan men slechts aan bepaalde aspecten van de Europese integratie deelnemen» (Vlaams Blok-magazine, februari 2000: 23). De partij, die bevreesd is voor massale immigratiegolven, stelt voor om voor deze landen aanvankelijk slechts een vrij verkeer van goederen mogelijk te maken. Op termijn zou dan een vrij verkeer van personen kunnen volgen.
47Net zoals het Vlaams Blok onduidelijk is over hoe ver de Vlaams-Nederlandse samenwerking moet gaan, blijft ook haar opvatting over de gewenste omvang van de Europese Unie in een mistgordijn gehuld. Niet iedereen binnen de partijtop lijkt op dit vlak op dezelfde golflengte te zitten. Zo stelde Jurgen Ceder op 24 juni 2001 op het colloquium «Vlaanderen in Europa» dat landen zoals Servië en Griekenland (die hij onderbrengt in de orthodoxe wereld) niet tot het culturele Europa behoren. Verder pleitte hij voor nauwe banden met «Europa overzee» (Australië, Nieuw-Zeeland en Canada) en met de VS, die voor hem natuurlijke bondgenoten zijn in een toekomst van «botsende beschavingen» (Vlaams Blok-magazine, juli/augustus 2001: 14).
Besluit
48Dit artikel werpt slechts een licht op één aspect van de Vlaams Blok-ideologie. Het nationalistische gedachtegoed vormt voor het partijkader één van de belangrijkste pijlers uit de globale Vlaams Blok-ideologie, maar dit gedachtegoed is onlosmakelijk verbonden met andere belangrijke pijlers: het etnocentrisme, het solidarisme en het ethisch conservatisme. Het ontstaan van de partij kan dan wel rechtstreeks in verband worden gebracht met haar nationalistische ideeën, het electoraal succes dankt de partij aan haar etnocentrisme. Ook al staan het solidarisme en het ethisch conservatisme voor de buitenwereld in de schaduw van het nationalisme en het etnocentrisme, toch zijn deze elementen essentieel in en voor de extreem-rechtse ideologie van het Vlaams Blok.
49Dit artikel beschrijft het rechts-radicale nationalisme zoals dat door de huidige Vlaams Blok-leiding in haar publieke teksten wordt uitgedragen. Een vergelijking van de recente partijteksten met de Vlaams Blok-documenten uit de jaren tachtig suggereert dat dit aspect van de partij-ideologie een hele evolutie heeft ondergaan. Voor een deel is dit inderdaad ook het geval. Net zoals andere partijen heeft het Vlaams Blok haar gedachtegoed aangepast aan nieuwe politieke realiteiten. Bovendien heeft het terugtreden van de oude Karel Dillen ruimte vrijgemaakt voor nieuwe personen en nieuwe ideeën.
50Toch mag men zich niet verkijken op de schijnbare koerswijzingen. In essentie gaat het vaak om minder ideologie en niet om een andere ideologie. Onder druk van de overheid (de antiracismewetgeving en de wetgeving op de partijfinanciering) en vanuit een pragmatische opstelling heeft men sterk beladen teksten gefilterd en herschreven. Zo werd de rassenterminologie vervangen door een cultureel discours, werd het 70-punten plan uit het programma gehaald en werden verouderde concepten, waar mogelijk, geschrapt. De partij die er prat op gaat te zeggen wat de bevolking denkt, verbergt steeds meer wat ze zelf denkt. De nieuwe teksten zijn gematigder en minder zwaar op de hand, maar passen nog steeds binnen dezelfde gedachteconstructie.
51Het Vlaams Blok probeert zichzelf een salonfähig imago aan te meten in de hoop zo een einde te kunnen maken aan het cordon sanitaire. Wie zich de moeite getroost om achter de opgetrokken façade te kijken, ontdekt echter dat daar een zeer eng gedachtegoed schuilgaat. Uit onze analyse blijkt dat de partij niet alleen komaf wil maken met België en de niet-Europese vreemdelingen, ook de democratie staat haar niet aan. Het Vlaams Blok is en blijft dan ook een rechts-radicale anti-systeem partij.
Bibliografie
52Claeys (P.), « Superieur? », Vlaams Blok-magazine, 2002, 26 (3), p. 2.
53Dewinter (F.), Immigratie: de oplossingen («70-punten plan»), Brussel, Vlaams Blok, 1992.
54Dillen (K.), Manifest van het rechtse Vlaams-nationalisme. Grondbeginselen, Brussel, Vlaams Blok, versie 2000.
55Spruyt (M.), Grove borstels. Stel dat het Vlaams Blok morgen zijn programma realiseert, hoe zou Vlaanderen er dan uitzien?, Leuven, Van Halewyck, 1995.
56Spruyt (M.), Wat het Vlaams Blok verzwijgt, Leuven, Van Halewyck, 2000.
57Swyngedouw (M.) & Ivaldi (G.), «The Extreme Right Utopia in Belgium and France», West European Politics, 2001, 24 (3), pp. 1-22.
58Swyngedouw (M.), Meersseman (E.) & Billiet (J.), «Les motivations électorales en Flandre. 13 juin 1999», Courrier Hebdomadaire du CRISP, 2001, n° 1734.
59Van Dijck (W.), «Vlaanderen in Europa», Vlaams Blok-magazine, 2001, 25 (7/8), p. 14.
60Van Overmeire (K.), «Uitbreiding Europese Unie is moeilijke oefening», Vlaams Blok-magazine, 2000, 24 (2), p. 23.
61Vlaams Blok, Nationalistische Proeve van Vlaamse Grondwet, Brussel, Vlaams Blok, 1990.
62Vlaams Blok, Baas in eigen land. Verkiezingsprogramma van het Vlaams Blok, Brussel, Vlaams Blok, 1999.
63Vlaams Blok, Proeve van Grondwet van de Republiek Vlaanderen, Brussel, Vlaams Blok, 2001.
64Vlaams Blok, Nieuw vreemdelingenstandpunt, Brussel, Vlaams Blok, 2001.
65Vlaams Blok, Congrestekst staatshervorming, Brussel, Vlaams Blok, 2001.
66Vlaams Blok, Congrestekst staatsgedachte, Brussel, Vlaams Blok, 2001.
67Vlaams Blok, Congrestekst Europa, Brussel, Vlaams Blok, 2001.
Notes
Pour citer cet article
A propos de : Marc Swyngedouw
Onderzoeksprofessor en directeur van het Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek (ISPO) van de K.U.Leuven
A propos de : Maarten Van Craen
Medewerker aan het Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek (ISPO) van de K.U.Leuven