Antithetic-dominated relics of the immature stage of the North-Armorican shear zone (Brittany, France)
Geodynamics & Geofluids Research Group, Department of Earth & Environmental Sciences, Katholieke Universiteit Leuven, Celestijnenlaan 200E, 3001 Leuven, Belgium
Géologie Fondamentale et Appliquée, Faculté Polytechnique, Université de Mons, 9 rue de Houdain, 7000 Mons, Belgium
Geodynamics & Geofluids Research Group, Department of Earth & Environmental Sciences, Katholieke Universiteit Leuven, Celestijnenlaan 200E, 3001 Leuven, Belgium
Geodynamics & Geofluids Research Group, Department of Earth & Environmental Sciences, Katholieke Universiteit Leuven, Celestijnenlaan 200E, 3001 Leuven, Belgium
Geodynamics & Geofluids Research Group, Department of Earth & Environmental Sciences, Katholieke Universiteit Leuven, Celestijnenlaan 200E, 3001 Leuven, Belgium
Résumé
Reliques antithétiques de la phase primitive du cisaillement Nord Armoricaine (Bretagne, France). La zone de cisaillement nord armoricaine (NASZ) (Bretagne, France) orientée E-W et active au Paléozoïque est reconnue comme une zone de cisaillement dextre intracontinentale. La zone cataclasique de Queffleuth (QCZ) a été définie dans la vallée de Queffleuth au sein de la NASZ. La QCZ contient des protocataclasites à des cataclasites. Dans la QCZ, quatre classes morphologiques de failles ont pu être pétrographiquement définies. Perpendiculairement au plan de failles de la première classe, le pourcentage de matrice augmente tandis que le pourcentage de clastes diminue, en s'éloignant du plan de faille. De ce fait, cette classe est interprétée comme pene-contemporaine des cataclasites. Les trois autres classes recoupent les cataclasites et sont ainsi datées post-cataclase. Il a été remarqué que l’orientation privilégiée des failles était N-S. Une analyse en termes de tenseurs de contrainte a permis d’identifier cinq événements cohérents. La prédominance de la direction N-S a été interprétée comme une expression antithétique par rapport au mouvement général de la NASZ. Il en résulte la récurrente de mouvements dextres et senestres de la QCZ pendant et après la phase de cataclase. Ainsi on propose une alternance de plusieurs tenseurs de contraintes pendant la phase primitive du cisaillement nord armoricain, comme dans la zone sismique du sud de l’Islande.
Abstract
The Palaeozoic North-Armorican shear zone (NASZ) (Brittany, France) is described as an E-W trending dextral, intracontinental shear zone. In the valley of the Queffleuth river, we outline a well-exposed zone of protocataclasite to cataclasite as the Queffleuth cataclastic zone (QCZ). Four morphological fault classes are defined in the QCZ based on the petrographic characteristics of the fault planes. The first fault class is clearly related to cataclasis, as the matrix/clast ratio increases and the clast size decreases towards the individual fault planes. The other three morphological classes cross-cut the cataclasite and are therefore considered to postdate cataclasis. A palaeostress analysis allowed to distinguish five distinct stress states, which are dominated by oblique to pure strike-slip N-S trending faults, that are oriented antithetic with respect to the overall trend of the NASZ. Both dextral and sinistral E-W kinematics are inferred for the QCZ. Because all morphological fault classes are identified in each of the stress states, dextral and sinistral kinematics must have occurred during and after cataclasis. Based on the kinematic similarities with the active South Iceland seismic zone, it is suggested that the defined stress states reflect local stress permutations during the early, immature stage of the NASZ.
Zusammenfassung
Antithetische restanten van de primitieve fase van de Noord-Armoricaanse schuifvervormingszone (Bretagne, Frankrijk). De Palaeozoische Noord-Armoricaanse schuifvervormingszone (NASZ) (Bretagne, Frankrijk) wordt beschreven als een O-W georiënteerde dextrale intracontinentale schuifvervormingszone. In de vallei van de Queffleuth is een goed ontsloten zone met protocataclasiet en cataclasiet gedefinieerd als de Queffleuth cataclastische zone (QCZ). In de QCZ zijn vier morfologische breukklasses omlijnd op basis van de petrografische kenmerken van de breukvlakken. De eerste morfologische breukklasse is duidelijk gerelateerd met cataclase, doordat zowel de matrix/klast ratio stijgt, als de klastgrootte daalt naar de individuele breukvlakken toe. De breukvlakken van de andere drie morphologische breukklasses doorsnijden de cataclasiet en worden daarom geïnterpreteerd als zijnde postcataclase. Met behulp van een palaeospanning analyse zijn vijf palaeospanning toestanden afgeleid van de meestal N-Z georiënteerde oblique tot laterale breuken. Deze N-Z breuken zijn antithetisch ten opzichte van de NASZ. Voor de QCZ zijn zowel dextrale als sinistrale O-W georiënteerde schuifvervorming afgeleid. Omdat alle palaeospanning toestanden gebaseerd zijn op een mengsel van breuken uit de verschillende morfologische breukklasses, hebben de dextrale en de sinistrale schuifvervorming plaatsgevonden tijdens en na cataclase. Er wordt voorgesteld dat de palaeospanning toestand lokaal wisselde tussen dextraal en sinistraal tijdens een primitieve fase van de NASZ, zoals in de actieve Zuid-Ijsland seismische zone.